De orde van vrijmetselaren heeft in de loop der
tijden steeds in haar wetgeving een beschrijving opgenomen waarin wordt
aangegeven wat het meest kenmerkende dient te zijn van de vrijmetselaar en de
betekenis van zijn lidmaatschap van de orde.
Het eerste artikel luidt als
volgt:
Artikel 1.1. Een vrijmetselaar is een vrij
man van goede naam, die is ingewijd in een tot de Orde behorende loge, dan wel
in een loge die werkt onder een door de Orde erkende Grootloge.
Hij werkt, samen met andere
vrijmetselaren, met behulp van symbolen en rituelen aan zijn persoonlijke
vorming.
Deze symbolen en rituelen zijn
door de traditie gegeven; zij worden door de vrijmetselaar naar eigen inzicht
geïnterpreteerd.
De gezamenlijke arbeid stimuleert
hem ook naar vermogen bij te dragen aan een betere samenleving.
De vrijmetselaar zoekt dàt wat
mensen verbindt en tracht weg te nemen wat hen verdeelt, opdat het ideaal van
een allen verbindende broederschap gestalte kan krijgen.
Daarbij aanvaardt hij een
persoonlijke verantwoordelijkheid ten opzichte van de wereld, die hij ziet als
een te voltooien bouwwerk waarvan ieder mens een levende bouwsteen
is.
Hij verricht die arbeid in het
licht van een hoger beginsel, symbolisch aangeduid als opperbouwmeester des
heelals.
De
vrijmetselaar erkent de hoge waarde van de menselijke persoonlijkheid, de
gelijkwaardigheid van alle mensen, ieders recht om zelfstandig te zoeken naar
waarheid en ieders verantwoordelijkheid voor zijn doen en laten.