De Loge

Aanvang van de comparities en Open Loges om 20.00 uur op dinsdagavond.

Op één avond in de week komen de vrijmetselaren bijeen. In de Voorhof worden de comparities gehouden. Compareren betekent het vergelijken van elkaars standpunten. Iemand houdt een zgn. bouwstuk: een lezing over een of ander onderwerp dat verband houdt met de vrijmetselarij of met een bepaald aspect daarvan. De inleider van zo´n avond geeft dan zijn persoonlijke visie, waarna onderling van gedachten wordt gewisseld. Het is nooit de bedoeling om elkaar standpunten op te leggen of het eigen gelijk te halen. In de Voorhof vinden ook de gewone verenigingszaken plaats, zoals twee keer per jaar een algemene ledenvergadering, waarin financiën en allerlei beleids- en bestuurszaken aan de orde komen.

Na afloop gaan we naar de kelder beneden, een sociëteitsruimte waar onder het genot van een drankje op informele wijze wordt doorgepraat over het onderwerp van de avond of over elk ander onderwerp waarover iemand met anderen wil spreken. Naast serieuze gesprekken is hier ook vooral plaats voor vrolijkheid en humor.

Hoogtepunten vormen de bijeenkomsten in een speciaal ingerichte ruimte, ook wel de tempel genoemd. Tempel in de oorspronkelijke betekenis van een afgescheiden plaats en een plaats van bezinning, door ons ook wel ´werkplaats´genoemd. In die bijeenkomsten, waarbij iedereen op eendere wijze gekleed is (donker kostuum, witte handschoenen en schootsvel als symbolische verwijzing naar de arbeid die verricht wordt), wordt de basis gelegd voor onze arbeid: n.l. het werken aan de ruwe steen. Die ruwe steen zijn wijzelf en door hem te bewerken proberen wij er een kubieke steen uit tevoorschijn te laten komen, een kubieke steen die geschikt is om te gebruiken bij de bouw van de tempel. In die ruimte ervaren we dat wereld en leven als een te voltooien bouwwerk gezien kunnen worden. Die ervaring wordt opgeroepen door symbolen. Symbolen leggen een verbinding met een achterliggende diepere werkelijkheid. We onderscheiden verschillende soorten symboliek, in hoofdzaak bouw- en lichtsymboliek, maar ook kosmische symboliek, tijdsymboliek, geometrische symboliek, getalsymboliek zelfs en de symboliek van het reizen, tezamen een samenhangend geheel vormend. Symbolen uit de bouw, zoals schietlood, waterpas en winkelhaak worden verbonden met de gerichtheid van de mens op zichzelf, op zijn omgeving en op het hogere beginsel, dat we aanduiden met de symbolische naam “de Opperbouwmeester des Heelals”. Die bouwsymbolen verbinden we met gedachten en gevoelens t.a.v. onze plaats in het grotere geheel, met het zoeken naar orde in de chaos, met het streven naar gerechtigheid: recht doen aan de ander, iemand tot zijn recht laten komen, in de rechte verhouding staan, de juiste maat vinden. De lichtsymboliek verwijst naar verlichting, bewustwording, creativiteit, het gevoel opgetild te worden en het verlangen naar uitzicht en perspectief, naar het deel uitmaken van een bezield verband. De symboliek van het reizen richt zich op de weg die een mens in zijn leven te gaan heeft, een weg met valkuilen en obstakels, soms langs diepe afgronden, maar toch ook een weg die voert naar heldere uitzichten, een weg naar het Licht.

Soms spelen in het rituaal oude mythen een rol, mythen rond de bouw van de tempel van koning Salomo, een tempel die niet alleen gezien wordt als symbool van een verheven en volmaakt bouwwerk, maar ook als een geestelijk bouwwerk: een tempel van levende bouwstenen, een tempel der humaniteit.

Er zijn verschillende soorten ritualen:
Allereerst de inwijdingsritualen tot leerling-vrijmetselaar, tot gezel-vrijmetselaar en tot meester-vrijmetselaar. Elk rituaal heeft zijn eigen strekking:

In de graad van leerling-vrijmetselaar ligt de nadruk op zelfkennis en neemt het begrip ´wijsheid´ een centrale plaats in (wijsheid in de zin van: tot inzicht komen omtrent jezelf). Want, zoals de Amerikaans-Duitse schrijver Eckhard Tolle zegt: “Als je het contact met jezelf verliest, verlies je jezelf in de wereld”

In de graad van gezel-vrijmetselaar ligt de nadruk op de dienstbaarheid aan de gemeenschap. Het begrip ´kracht´staat dan centraal (kracht in de zin van daadkracht, de wil tot handelen). Zelfkennis doe je namelijk niet alleen op door je naar binnen te keren, maar ook door open te staan voor de ander. Het is een wisselwerking, zoals de 18e eeuwse Duitse schrijver en vrijmetselaar Friedrich von Schiller (1759-1805) dat zo mooi verwoordde:

“Willst dich selber erkennen, so sieh
wie die andern es treiben,
Willst du die andern verstehen
blick in dein eigenes Herz”.

In de graad van meester-vrijmetselaar ligt de nadruk op het streven naar harmonie, het ontwikkelen van het gevoelsleven. Het begrip ´schoonheid´staat dan centraal (schoonheid in de zin van harmonie tussen het stoffelijke en het geestelijke, tussen binnen- en buitenwereld, tussen wijsheid en kracht).

De bevordering tot gezel vindt doorgaans plaats één jaar na de aanneming tot leerling en de verheffing tot meester weer één jaar na de bevordering tot gezel.

Naast de inwijdingsritualen kennen we de jaarfeesten, die verband houden met de cyclus van de seizoenen. In juni, als de zon haar hoogste stand heeft bereikt, vieren we de Zomer Sint Jan en in december tijdens de donkerste periode van het jaar de Winter Sint Jan, een feest van inkeer en bezinning, waarbij de woorden uit het Johannes-evangelie “Het Licht schijnt in de duisternis, maar de duisternis heeft het niet begrepen” een bijzondere betekenis krijgen. Begin maart, als de lente nadert, vieren we maçonniek nieuwjaar ( een feest dat verband houdt met onze positie in ruimte en tijd en met de drang tot schepping en ordening) en in september houden we een zgn. veldloge, die geborgen is in de natuur, een feest dat verband houdt met de oogst, met vervulling en voltooiing. Dan kennen we nog de rouwloge ter nagedachtenis aan een overleden broeder. We worden ons dan bewust van de eindigheid van het leven en we ervaren dat er een schakel in de keten ontbreekt.

Al die bijeenkomsten vormen geen doel op zich, maar een middel. Het arbeidsveld ligt voor een vrijmetselaar niet alleen binnen de Loge. De Loge is voor hem een leerschool. In zijn eigen leefwereld, die we “het westen” noemen, moet hij zich doen kennen. Daar heeft hij te maken met tegenstellingen tussen licht en duisternis, tussen goed en kwaad: twee tegengestelde polen van één en dezelfde werkelijkheid, een werkelijkheid waarin we vaak meer verdeeldheid dan eenheid ervaren en die we vaak meer als chaotisch dan als geordend beleven. Wie zich in de Loge meer bewust is geworden van essentiële waarden zal die in zijn eigen omgeving proberen te realiseren. De samenkomsten in de Loge helpen hem in zijn eigen geestelijke en zedelijke ontwikkeling, maar hij zal zelf zijn weg moeten zoeken, zijn eigen koers moeten bepalen en zijn eigen leven richting moeten geven. Op jezelf komt het aan, niet schuilgaan in de collectiviteit, niet ondergaan in de anonimiteit van de massa en niet alleen maar leven bij de waan van de dag. De Loge geldt als de plek van bewustwording en inspiratie, van doorgronden en herwaarderen, van loslaten en opnieuw beginnen. De Loge reikt geen concrete standpunten aan op maatschappelijk, politiek of godsdienstig terrein. Ieder moet zelf tot eigen keuzes komen.

De maatschappelijke relevantie van de vrijmetselarij ligt dus niet in wat de Orde als geheel naar buiten toe presenteert aan standpunten of acties, maar in de individuele zelfwerkzaamheid van alle leden, ieder naar eigen vermogen en in de eigen wereld waarin men leeft en werkt.

Tenslotte, vrijmetselaren zijn heel gewone mensen met hun beperkingen, met hun hebbelijkheden en onhebbelijkheden. Het ideaal dat zij voor ogen hebben weten ze slechts gedeeltelijk te realiseren, met vallen en opstaan, zonder echter dat ideaalbeeld uit het oog te verliezen. Vaker overheerst het besef dat we op zoek zijn, dan dat we het gevonden hebben. De wens het Licht te willen zien is doorgaans sterker dan het besef het Licht gezien te hebben.
“Wie het vindt heeft slecht gezocht” zo luidt een regel uit een gedicht van Rutger Kopland, overigens geen vrijmetselaar.
“Es irrt der Mensch, so lang er strebt”, “de mens dwaalt, zolang hij streeft,” sprak Goethe, wel een vrijmetselaar.

In onze ritualen voeren we vaak dialogen op in de vorm van een soort vraag- en antwoordspel. Een antwoord op een vraag roept onmiddellijk een nieuwe vraag op. Waarheden worden je hier niet op een presenteerblaadje aangeboden; wel de zekerheid dat het zin heeft om samen te zoeken, dat er naar elkaar geluisterd wordt en dat de gezamenlijke arbeid in het werken met symbolen en ritualen inspirerend is en uitnodigt tot bewust bezig zijn met levensvragen.