De graad van gezel, een rondtrekkende leerling die op zoek is naar kennis, lijkt Tseard Zoethout (47) op het lijf geschreven. Als zoon van een dominee woonde hij in bijna alle provincies van Nederland. Na de School voor Journalistiek maakte hij, als freelance journalist, diverse reizen naar Oost-Europa en twee expedities naar Alaska. Sinds enkele jaren woont hij in een dorpje bij Sneek. Van daaruit schrijft hij over alles wat met energie en bouwen te maken heeft. Begin 2009 werd hij tot gezel-vrijmetselaar bevorderd.
U ben nu al geruime tijd broeder en gezel. Hoe heeft u de leerlingentijd ervaren?
Het was natuurlijk eerst wennen, al die broeders bij elkaar. En dan die diversiteit aan meningen! Hoewel de ene persoon mij meer ligt dan de ander, is het als geheel hartverwarmend. Het voelt echt als thuiskomen aan: door de wijze waarop we met elkaar praten – de socratische methode - wordt iedereen in z’n waarde gelaten. En als broekie was ik soms behoorlijk onder de indruk van de diepte van visie en emoties die m’n medebroeders tentoonspreidden. Gelukkig blijft dat ook nog eens binnenskamers. Dat alles ben ik in een groep nog nooit tegengekomen.
De gezellengraad houdt zich bezig met het Westen. Wat verstaat u daaronder?
Waar de Leerling zich alleen bezighoudt met het bewerken van de Ruwe Steen, trekt de Gezel erop uit om maçonnieke kennis in het Westen te verwerven. Als vrijmetselaar zie ik het Westen als symbool voor de andere loges, de samenleving, de natuur, de omgeving waarin ik me bevindt. Wat ik daar aan ervaringen opdoe, neem ik mee naar onze loge, naar de broeders, hopend dat ze daarvan kunnen leren. Dan kunnen ze het zowel op hun eigen Ruwe Steen toepassen als op het grootste bouwwerk, de Tempel der Schoonheid.
Hoe past U deze graad in het dagelijks leven toe?
Tijdens m’n geestelijke omzwervingen in het Westen ben ik, opnieuw, in aanraking gekomen met waar m’n passie ligt: de cultuurgeschiedenis van Europa. Ook kwam ik erachter dat het Westen veel van z’n waarden heeft verloren. Beter gezegd: ik wist het natuurlijk wel maar het is me nu weer wat duidelijker geworden. De vier kardinale deugden – de middeleeuwer nam ze onverkort en rechtstreeks uit de klassieke oudheid over – zijn moed, matigheid, bezinning en rechtvaardigheid. Ze zijn het meer dan ooit waard om hoog te houden. Daar probeer ik naar te leven. Of dat me goed afgaat, laat ik graag aan anderen over. M’n medebroeders kunnen me die spiegel nog het beste voorhouden…
Wat verwacht u van het meesterschap binnen de vrijmetselarij?
De gezel verkent volgens mij de werkelijkheid (of fysica) terwijl de meester zich op het heelal (of metafysica) dient te richten. Ik vergelijk het maar als het afpellen van een ui: steeds meer schellen zullen van me afvallen. En het geheim – voor zover er een geheim in de vrijmetselarij is – wijkt en lonkt steeds weer opnieuw. Uiteindelijk weet ik, als eeuwige leerling, wel diep van binnen: broederliefde is eigenliefde. Op mij komt het aan…