Minimaliseren

Symboliek is een beeldentaal, waarmee iets anders – en meer – wordt bedoeld dan woorden kunnen zeggen. Zo spreken we binnen de vrijmetselarij bijvoorbeeld over de Opperbouwmeester des Heelals. Daarmee heeft iemand God in gedachten, een ander Allah, of JHWH. Weer iemand anders, die niet in een persoonlijke god gelooft, denkt aan een hemzelf overstijgend ordenend principe. Waar de aanduiding Opperbouwmeester des Heelals nog iets persoonlijks suggereert, kan het Alziend Oog ingezet worden en te hulp komen om alle meningen onder één noemer te brengen, zodat iedereen in wezen hetzelfde verstaat.


De symboliek binnen de vrijmetselarij valt ruwweg in twee delen uiteen: de bouwsymboliek en de lichtsymboliek.


Bouwsymboliek
De vrijmetselarij vindt zijn oorsprong in de bouwgilden. Dat waren groepen werklieden die kathedralen bouwden. Veel van de binnen de vrijmetselarij gebruikte termen voeren terug op deze oorsprong.
De passer en de winkelhaak zijn de meest bekende symbolen. Beide zijn ze werktuigen, niet meer van de handwerksman maar van de bouwkundige. De ontwerper is verantwoordelijk voor het totale werk, hij hanteert de passer. Dit is spirituele arbeid. De opziener gebruikt de winkelhaak om onderdelen van het werk te controleren op bruikbaarheid. Hij houdt zich nog bezig met de materie, met het aardse.


In onze werkwijze, als geheel ook symbolisch te zien, leeft de gedachte dat de vrijmetselaar individueel werkt aan de Tempel der Volmaking. Die Tempel, ook dat is een symbolische aanduiding van zowel de mens als de wereld, is niet volmaakt en zal dat mogelijk nooit worden. Maar de Vrijmetselaar streeft er wel naar. Hij werkt als het ware aan zijn eigen tempel. De vrijmetselaar zèlf is een ruwe bouwsteen die hij moet bewerken, om uiteindelijk als afgewerkte steen te passen in de Tempel der Mensheid.


De vrijmetselaars komen samen in werkplaatsen, Loges genaamd, waar zij tot de arbeid overgaan en hun opgedane ervaringen met elkaar delen. Zij zijn in een symbolische hiërarchie opgebouwd in drie graden: Leerling, Gezel en Meester. Een vrijmetselaar ziet de wereld en het leven niet als een vrijblijvende aangelegenheid, maar - om in termen van de bouwsymboliek te spreken - als een te voltooien bouwwerk.


Lichtsymboliek
Hoewel heel anders van karakter, is de lichtsymboliek zeker niet minder betekenisvol dan die van de bouw. Bijbel, passer en winkelhaak worden de drie Grote Lichten van de vrijmetselarij genoemd. Door de eeuwen heen worden mensen die zich met geestelijke verdieping bezighouden, geboeid en geïnspireerd door de tegenstelling tussen licht en duisternis, waarin zij de strijd tussen goed en kwaad zien. Bij rituele werkzaamheden ligt in de Werkplaats de bijbel (het Eerste Grote Licht) opengeslagen bij het Evangelie volgens Johannes, waarin nadrukkelijk wordt verwezen naar de betekenis van het Licht dat in de duisternis schijnt.


Tijdens de inwijding wordt de weg gegaan van Duisternis (onwetendheid) naar Licht (inzicht). Naast de genoemde drie Grote Lichten, zijn er ook drie kleine lichten binnen de vrijmetselarij: Wijsheid, Kracht en Schoonheid. Deze drie begrippen vormen het centrale motief binnen de vrijmetselarij. Wijsheid en Kracht leer je ontwikkelen. Schoonheid, zo leert de Vrijmetselaar, is slechts te bereiken door harmonisch samenwerken van wijsheid en kracht.


Bronnen van wijsheid
Het symbool bij uitstek in de loge dat naar Licht verwijst is de bijbel. Met name geldt dit voor het evangelie van Johannes waarop het nieuw aan te nemen lid in onze loges de eed of de belofte aflegt. Bij de inwijding van een niet-christelijke kandidaat wordt overigens het 'boek der heilige wet' gebruikt dat door de betrokkene wordt erkend, bijvoorbeeld de Koran, de Torah of de Bhagavad Gita. Er is dus altijd een heilig boek geopend als symbool van hogere normen en waarden.